Levensbron

“…maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.” (Jes. 40, 31)

We hebben dit afgelopen weekend maar weer ‘ns opnieuw aan den lijve ondervonden. Door verschillende oorzaken, zaten we er even doorheen. Heimwee, behoefte aan gezelligheid, koffie, een video-chat of gewoon een bemoedigend berichtje. Het was er allemaal niet; iedereen is druk met zichzelf. Sombere gedachten hopen zich op in je gedachten, twijfel slaat toe (‘Wat doen we hier?’) en je raakt in een neerwaartse, ontmoedigingsspiraal. Nee, zending is lang niet altijd makkelijk, en vaak eenzaam. Je uitdrukkingsmogelijkheden zijn (nog) beperkt, en na enige tijd gaat de bevolking van het gastland over tot de orde van de dag, ervan uitgaande dat je de taal nu wel spreekt. De cultuur is anders, en niet altijd goed te doorgronden. Chilenen zijn afwachtend, reactief en veelal ook samen aan het werk, om toch de stijgende kosten van levensonderhoud een beetje het hoofd te bieden. Bovendien is het economisch systeem erg gericht op zelfredzaamheid, en zijn een sociaal vangnet en dergelijke veel minimaler dan in West-Europa. We hebben door de weeks dus weinig contacten. Ook het lanceren van het programma had vertraging opgelopen, en de kerken leken afwachtend te zijn, en geen initiatieven te vertonen voor het doorlopen van de cursus over zending onder onbereikte volken. De speciale zendingsgezant met wie we twee maanden geleden een gesprek hadden, liet niets meer van zich horen etc. Afgelopen zondag waren we uitgeblust, en hadden even geen zin in vrolijke liedjes of ouderwetse hymnen in de kerk, bleven dus thuis en hebben in de natuur gewandeld. Ik had zelfs geen zin om te koken, wat normaliter mijn hobby is…

Wonderlijk genoeg, bleef onze (eenmalige) afwezigheid niet onopgemerkt en kregen we van onder andere onze vrienden Miguel en Marcela een kort berichtje over Whatsapp: ‘confienen a nosotros por ayudarles en su ministerio!‘ Verbaasd en geroerd bekeek ik het bericht meerdere keren en haalde het deze keer maar door de vertaler, om er zeker van te zijn dat ik het Spaans goed begrepen had. Hoe kon Miguel dit weten; niets van wat ons innerlijk roerde, hadden we met wie dan ook gedeeld…! Later die dag kwam Miguel langs met een schotel huisgemaakte tortilla (ei) met groenten. Hij tastte even de atmosfeer af en las spontaan Psalm 126, 5 en 6:

“Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.
Hij gaat al wenende voort,
die de zaadbuidel draagt;
voorzeker zal hij komen met gejuich,
dragende zijn schoven.”
en merkte op: ‘Dit zijn jullie! Jullie werk hier is hard nodig, want de kerken zijn in slaap gesukkeld waar het om cross-culturele zending gaat!’ En lichtte verder toe: ‘Maar het gaat langzaam, want de Chilenen kijken de kat uit de boom, in eerste plaats qua doctrine (‘wat voor vlees hebben we in de kuip?’), en ten tweede omdat de Chileense cultuur eigenlijk een eilandcultuur is. In het Noorden is de woestijn, die grenst aan Peru, in het Oosten is de Cordillera (de kam in de Andes die Chili scheidt van andere landen), in het Westen de Pacific Ocean, en in het Zuiden Antarctica. Dientengevolge hebben Chilenen altijd zichzelf moeten redden, en zijn minder afhankelijk van buitenlandse invloeden, hulp en bijstand. De combinatie Spaans & Indiaans bloed, zorgt er ook voor dat Chilenen non-verbaal niet of amper te lezen zijn; hun gezichten vertonen geen emotie. Het dictatoriaal tijdperk van Pinochet zal er ook geen goed aan hebben gedaan: want wie weet wordt je door je buurman verraden… Ook is er een zekere gereserveerdheid ten aanzien van alles wat buitenlands is.’ Maar, zo zei hij, ‘jullie hebben het grote voordeel dat jullie buitenlanders zijn uit de Nederlands/ Franse context, die geen negatieve, historische connotatie heeft, jullie opstelling én het feit dat je tijd, middelen en thuis opoffert om hier langer te wonen, de taal te leren, werkt in jullie voordeel. Jullie kunnen dingen doorbreken, die wij Chilenen niet kunnen. Verder vertelde hij dat hij zeer recent bij een voorgangersbijeenkomst is geweest, waar uitgebreid gesproken is over wereldzending onder onbereikte volken, én … over ons programma. Aan de zendingsgezant werd gevraagd wanneer één en ander zou gaan draaien… (Update: daags erop kregen we twee berichten van verschillende voorgangers die oren hebben naar de cursus). We leerden hieruit dat het onderdeel van de cultuur is dat dingen niet rechtstreeks met jou worden teruggekoppeld, maar dat het via via gaat. En dat het tijd kost.

Ik merkte dat mijn geloof in deze speciale roeping van mobilisatie & membercare een zekere mate van schipbreuk had geleden: ik was teveel gaan leunen op wat er vanuit de menselijke kant georganiseerd zou kunnen worden. Eigen kracht? Tja, het zal een rol spelen. Zit dat niet in ons Westerse DNA? Enkele dagen ervoor las ik in een nieuwsbrief van vrienden van ons, zendelingen in Spanje, dat je ‘vooral gericht moet zijn op wat je zaait, en niet op wat je oogst (resultaat).’ Die uitspraak greep mij aan, en dit bracht al een kentering met zich mee. Ik herinnerde mij de tekst dat God de wasdom geeft, en wij alleen maar zaaien, planten en begieten. Bovendien besefte ik afgelopen zondag dat God Geest (Joh. 4, 24) is, en zelfs de diepten Gods doorzoekt (1 Cor. 2, 10-11), dus zou Hij niet ook die van ons doorgronden, en een verbinding kunnen leggen met andere gelovigen? Hij is niet door plaats of tijd gebonden.

Enfin, dit was een mooie les in geloof: let niet op de omstandigheden, maar vertrouw op wat God kan doen.

We putten nieuwe moed, en realiseren ons meer dan ooit tevoren dat Hij aan het werk is (wanneer wij bidden en vertrouwen). Met nieuwe energie zijn we de maandag weer aan het werk gegaan, en ontdekten dat er via de website van Curix een leuk berichtje was binnengekomen van een ouderling van bij ons uit De Ark in Maarssenbroek. (Dank je wel Dinno, zeer gewaardeerd!)

Bid u weer mee? Dank u wel.

Leave A Comment